Verlenging

Verlenging van de contractsduur


In Rb. Haarlem 10 september 2003, Prg 2003, 5989 werd - in hoger beroep - onredelijk bezwarend geoordeeld een beding inhoudende een verlenging van de contractsduur met 5 jaren. Het beding was opgenomen in een overeenkomst tot afname en levering van gas. De Rechtbank Haarlem lijkt het verlengingsbeding inhoudelijk aan het bepaalde in artikel 6:233 onder a BW te toetsen. De rechtbank noemt artikel 6:233 onder a BW evenwel niet expliciet als toetsingsmaatstaf. Dat was in deze zaak ook een netelige kwestie daar geďntimeerde (Bruynzeel Keukens BV) een zogenoemde 'grote wederpartij' is en artikel 6:233 onder a BW derhalve, op grond van artikel 6:235 BW, toepassing mist. Een expliciete toetsing aan de hand van artikel 6:248 lid 2 had meer voor de hand gelegen.


De rechtbank achtte voor haar oordeel dat het verlengingsbeding onredelijk bezwarend was de volgende omstandigheden van belang:


Opmerkelijk is dat de rechtbank in deze zaak gewicht toekent aan het feit dat het verlengingsbeding in verhouding tot het bepaalde in de artikelen 6:236 onder j en 6:237 onder k en l BW als zeer lang moet worden aangemerkt. Beide contractspartijen waren ondernemers zodat de bepalingen van de artikelen 6:236 en 6:237 niet rechtstreeks van toepassing waren. In casu is aldus sprake van enige reflexwerking van beide bepalingen in het kader van toetsing aan artikel 6:233 onder a BW.


Copyright © 2014, Berkeley Bridge