Arrest Matatag-De Schelde
Aanneming: arrest Matatag/De Schelde
In het arrest Matatag/De Schelde (HR 31-12-93, RvdW 94, 21) achtte de Hoge Raad een beroep op een stringente exoneratieclausule door scheepswerf De Schelde toegestaan, ondanks het feit dat een door De Schelde ingeschakelde onderaannemer een ernstige fout had gemaakt. In dit arrest werd klaarblijkelijk veel waarde gehecht aan de branchegebruiken, de gelijkwaardige economische positie van partijen en de aard van de overeenkomst (aanneming).
Het volgende werd in aanmerking genomen: "Het gaat hier om een overeenkomst tussen twee bedrijven - te weten een rederij en een werf - die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig met elkaar van doen hebben en waarin standaardisering van overeenkomsten door algemene voorwaarden een alledaags verschijnsel is ...". "In dit verband is in het bijzonder van belang dat niet is komen vast te staan (..) dat de bedrijfsleiding van De Schelde zelf in haar taak is tekortgeschoten. Bij een overeenkomst van de onderhavige aard, gesloten tussen bedrijven als hiervoor aangeduid kan immers niet worden gezegd dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is in de toepasselijke algemene voorwaarden aansprakelijkheid ook voor ernstige fouten van te werk gestelde personen die niet tot de bedrijfsleiding behoren, geheel of ten dele uit te sluiten en in geval van schade als hier geleden op deze uitsluiting dan ook een beroep te doen."
Deze lijn wordt vastgehouden in het arrest Mastum Dakbedekkingen/Nationale Nederlanden (HR 15 januari 1999, NJ 1999/242). Zie ook: D. Wachter in NbBW februari 1999, afl. 2, p. 17-19, en G.J. Rijken, "Exoneratie: handelen door exonerant of niet-leidinggevende ondergeschikte/hulppersoon," NTBR 2000/1, p. 33-34.
Copyright © 2014, Berkeley Bridge