Arrest Bouma-Cavo
Arrest Bouma/Cavo
In dit arrest (HR 1-7-93, NJ 93, 688, betreffende ondeugdelijke leverantie van veevoeder) oordeelt de Hoge Raad allereerst dat gebondenheid aan algemene voorwaarden die op een factuur zijn vermeld onder omstandigheden mogelijk is (zie nader het onderdeel 'Toepasselijkheid van algemene voorwaarden').
Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat dit niet uitsluit dat er zich onder deze stilzwijgend aanvaarde, doch niet gekende voorwaarden bepalingen bevinden van zodanige inhoud, dat de toestemming niet kan worden geacht op de toepasselijkheid ook dáárvan gericht te zijn geweest, ook al is het een feit van algemene bekendheid dat in algemene voorwaarden bepalingen van een dergelijke inhoud zo regelmatig voorkomen, dat men daarmede rekening dient te houden. Of de toestemming ook geacht moet worden op een bepaling van een dergelijke inhoud gericht te zijn geweest, is een vraag van uitleg van de overeenkomst (HR 20-11-81, NJ 82, 517 (Holleman/De Klerk).
Opmerkelijk aan deze uitspraak is dat de Hoge Raad anno 1993 teruggrijpt naar deze totstandkomingsconstructie, terwijl het meer voor de hand had gelegen een direct inhoudelijk oordeel over de exoneratieclausule te geven. De Hoge Raad houdt kennelijk de mogelijkheid open om bij vergaande, niet gekende (exoneratie)clausules in de totstandkomingsfase een extra toetsingsmoment (een ongebruikelijkheidstoets, zoals deze ook in Duitsland wordt toegepast) te hanteren. Dit kan vooral voor grote wederpartijen, die geen beroep kunnen doen op de vernietigingsgronden in afd. 6.5.3, van belang zijn.
Zie nader hierover: J.H.M. van Erp en W.H. van Boom, Holleman/De Klerk: oud voor nieuw?!, WPNR 6117 (1993), p. 943-945; T.H.M. van Wechem, Bb 1993, p. 153-155; E.H. Hondius, NTBR 1994, p. 200 e.v.
Copyright © 2014, Berkeley Bridge